Dierenkliniek Ganzeweide is een praktijk waar u met uw huisdier terecht kunt voor alle voorkomende algemene veterinaire behandelingen, maar daarnaast ook voor meer specialistische (zgn.tweede-lijns) behandelingen

  Maandag 09:00 - 18:00               Dinsdag 09:00 - 18:00                 Woensdag 09:00 - 13:00                 Donderdag 09:00 - 18:00                   Vrijdag 09:00 - 18:00

 -          Behandeling volgens afspraak    Tel. 045 - 521 88 71          -

 

Patella luxatie bij de hond

 

 

Veel mensen kennen het verschijnsel bij hun kleine hondje dat hij plotseling tijdens een drafje een tussenhupje maakt, alsof hij het verkeerde beentje heeft voorgezet en dit wil herstellen. De kans is groot dat dit komische pasje veroorzaakt wordt door een knieschijfje dat van zijn plaats springt. We spreken hier van knieschijfontwrichting  of patella luxatie.

 

 

Jackie de Jack Russell terriër van mevrouw Peters werd in mijn prak- tijk aangeboden met de mededeling dat het hondje met grote regelmaat haar rechter achterpootje optrok en dan op drie poten een tijdje doorliep. Op een gegeven moment werd het pootje dan weer enkele pas- sen neergezet en gewoon gebruikt totdat het ritueel zich herhaalde.

 

Jackie was zes maanden oud en vertoonde dit al een poosje. Tijdens het lopen viel het op dat het hondje een O-benige houding had van zijn achterpootjes. Bij onderzoek, tijdens het strek- ken en buigen van het kniegewricht, voelde en zag ik het verspringen van het knieschijfje. De diagnose patella luxatie was daarmee gesteld.

 

De knieschijf zit als botje ingebed in de vierhoofdige dijbeenspier. Deze spier begint aan de bovenkant van het dijbeen en loopt dan naar een kam aan het scheenbeen. Hij zorgt bij samentrekken voor het strekken van het knie- gewricht. De knieschijf glijdt daarbij in een gleuf (de trochlea) in het onderste deel van het dijbeen en maakt daarbij alleen een verticale beweging.

 

Bij honden, zoals poedels, Yorkshire terriërs, teckel's en Maltezers treedt er meestal een ontwrichting op naar de binnenkant van de knie.

 

Het kniegewrichtje heeft bij deze dieren een dusdanige constructie gekregen dat het knieschijfje eigenlijk niet op zijn normale plaats kan blijven, maar er constant of met tussenpozen uit moet glijden! De mate waarin dit gebeurt en de mate waardoor het normale looppatroon en vooral het strekken en buigen van de knie daardoor beïnvloed wordt, bepaalt of er iets aan gedaan moet worden door de dierenarts.

 

Gradaties

 

Graad I

Het knieschijfje kan spontaan uit de gleuf springen, maar schiet dan ook vanzelf weer op zijn plaats. Het diertje heeft hier eigenlijk geen noemenswaardige bezwaren van. Het pootje kan af en toe opgetrokken worden.

 

Graad II

Het knieschijfje springt zelf bij het gebruiken van de knie van zijn plaats en kan nog spontaan terug schieten, maar de ontwrichting van de knieschijf is min of meer permanent.

Het been wordt vaak opgetrokken en als het been wordt neergezet blijft de knie altijd

min of meer gebogen. Het hondje loopt vaak in een soort O-benige stand.

De aanhechting van de pees van de 4-hoofdige dijbeenspier is vaak duidelijk naar binnen (mediaal) verplaatst doordat de scheenbeen kam, waaraan deze pees aan- hecht, naar binnen is verplaatst. Deze kan

tot ca. 30 graden naar binnen zijn gekan- teld. Ook het scheenbeen zelf is vaak inwaarts gedraaid. Hondjes met graad II patella luxatie kunnen vaak jarenlang met deze situatie blijven lopen zonder noemenswaardig veel bezwaren. Zij raken als het

ware aan deze manier van lopen gewend. Wel ontstaat er door het constante heen en weer schieten van de knieschijf over de knieschijfgleuf een slijtage van beide structuren. Bij het bewegen van de knieschijf hoort de dierenarts dan een soort krakend geluid (crepitatie).

 

Graad III en IV

Bij deze vormen is de scheenbeenkam nog verder naar binnen gedraaid tot wel 90 graden en ligt de aanhechtingspees, waarin de knieschijf zich bevindt, praktisch aan de binnenkant van de knie. Hierdoor kan de knie niet meer normaal functioneren, de knieschijf ligt permanent naast de knie en lopen gebeurt in een sterk O-benige stand en met naar buiten gedraaide hakken.

In bijna alle gevallen van knieschijfontwrichting is de gleuf, waarin de patella (knieschijf ) zich normaal beweegt, nauwe- lijks aangelegd en is te ondiep of zelfs niet aangelegd en dus helemaal vlak. In de meer ernstige gevallen staat het achterbeen permanent in een soort O-stand.

 

therapie van Patella luxatie

 

Door het onvermogen van de vierhoofdige dijbeenspier om de knie stabiel te houden, is het belangrijk om een hond met patellaluxatie zo snel mogelijk te helpen, omdat er aan de achterkant van de knie een samen- trekking gaat optreden van een spiergroep die de strekking van de knie gaat belemmeren.

 

 

Hoe sneller er wordt ingegrepen, hoe beter het is.

 

De therapie is er op gericht het knieschijfje op zijn normale plaats te brengen en te houden. Tijdens strekking en buiging van de knie behoort de knieschijf alleen maar naar boven en naar onderen te glijden.

Afhankelijk van de ernst van de klachten en de mate van verplaatsing van de scheen-

beenkam zal de operatie erop gericht zijn de knieschijfgleuf (trochlea femoris) uit te diepen voor het beter op zijn plaats houden van de knieschijf. Daarnaast wordt de scheenbeenkam (tuberositas tibiae) voor

een groot deel losgemaakt van haar naar binnen verplaatste situatie en in lijn gebracht met het glijvlak van de knieschijf. In deze positie wordt zij opnieuw vastgezet. De oorspronkelijke situatie wordt dus weer zoveel mogelijk hersteld.

 

Het is belangrijk dat de dierenarts ook de kruisbanden, die in de knie verlopen en een belangrijke stabilisatie van het kniegewricht verzorgen, controleert alvorens te opereren. Bij hondjes met een chronische patella luxatie is in 15-20 procent van de gevallen ook de voorste kruisband defect. Is dit het geval dan zal ook hier eventueel een operatieve behandeling gedaan kunnen worden samen met de correctie van de patella.

 

Ook Jackie bleek een graad 3-4 patella luxatie te hebben en met mevrouw Peters besprak ik de mogelijkheid van een operatieve correctie. Voorafgaand aan de operatie maakte ik nog een röntgenfoto om de mate van verplaatsing van de scheenbeenkam beter te kunnen inschatten.

 

De meeste honden zijn na de operatie weer vrij snel in staat om normaal te lopen.

Bij zeer ernstige gevallen waarbij de been- vorm in zijn geheel sterk afwijkt, is de mate van succes minder. Echter, ook deze honden hebben vaak duidelijk baat bij de ingreep en zullen aanzienlijk beter gaan bewegen

 

 

 

conclusie

 

Niet  altijd  hoeft  een  hondje geopereerd  te  worden  aan  een ontwrichtend knieschijfje. Sommige hondjes  die  met  een typisch tussenhupje  lopen  hebben hier verder vrijwel geen last van en kunnen hier redelijk mee functioneren.

Wanneer het echter ernstig is en de hond vaak met een opgetrokken beentje loopt of de hond een geheel afwijkende gang en stand heeft door een beiderzijdse aandoening, kan er beter op jonge

niet altijd hoeft een hondje geopereerd te worden aan een ontwrichtend knieschijfje leeftijd worden ingegrepen.