Egelbescherming

Egels zijn wettelijk beschermd door de Natuurbeschermingswet. Dat betekent dat ze niet gedood, verstoord, vervoerd of (in gevangenschap) gehouden mogen worden. Alleen bezitters van een ontheffing van die wet, de egelasielhouders, hebben daarvoor toestemming.

Aan directe, daadwerkelijke bescherming kan iedereen doen, door:

  • geen insecticiden, slakkengif, muizengif of andere bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Door het eten van vergiftigde insecten (hun hoofdvoedsel) of andere dieren (bijv. vergiftigde muizen), sterft ook de egel.
  • geen vijvers met gladde, steile oevers aan te leggen zonder daar tenminste een uitkruipmogelijkheid in aan te brengen. Ook in zitkuilen een zacht glooiende hoek aanbrengen.
  • putten en kuilen stevig af te dekken.
  • in afscheidingen tussen tuinen enkele egelpoortjes (ongeveer 12×12 centimeter) te maken. Dat voorkomt dikwijls dat egels op de voor hen zo gevaarlijke weg belanden.
  • nooit zomaar met een greep of schop in een compost- of bladhoop steken zonder eerst te hebben nagekeken of er misschien een egel onder zit.
  • nooit hopen takken of bladeren in brand steken zonder te hebben nagegaan of er een egel onder zit. Dat geldt ook voor ruigtes, houtwallen en paasvuurhopen. Egels vluchten niet, maar rollen zich in en zullen levend verbranden.
  • op een droge, beschutte plaats, maar niet in de zon, een flinke (vooral luchtige) hoop tuinafval van takken, bladeren etc. laten liggen. Niet afdekken met plastic of iets dergelijks, er moet voldoende ventilatie zijn. Daar kan een egel dan een nest onder bouwen. Een schuin tegen de muur geplaatst houten schot is ook een goede mogelijkheid.